De kans dat Turkse, Marokkaanse of Surinaamse sollicitanten voor een gesprek worden uitgenodigd is 7 procentpunten lager dan die van autochtone sollicitanten met precies hetzelfde profiel.

Dat blijkt uit een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau met zogenoemde praktijktests. In de periode mei t/m december 2008 werd 1.342 maal gesolliciteerd. In het onderzoek is alleen gekeken naar de reacties op brieven en naar telefonische sollicitaties. Dat zij met een allochtone sollicitant te maken hadden konden werkgevers alleen opmaken uit de naam en (bij Surinamers) de geboorteplaats. De cv’s verschilden niet en sollicitanten spraken zonder accent. De discriminatie is sterker bij lage en middenfuncties en bij functies die klantcontacten vergen. Discriminatie kwam het minst voor bij de overheid.

Volgens de onderzoekers kan men op twee manieren naar de uitkomsten kijken. Ofschoon allochtone sollicitanten een geringere kans maakten, werd niettemin 37% van hen uitgenodigd voor een gesprek en werden zij over het geheel genomen vriendelijk en correct behandeld. Expliciete, grove vormen van discriminatie kwamen niet voor.
Tegenover die positieve constateringen staat dat de associatie met een niet-westerse groep kennelijk voor een deel van de werkgevers aanleiding is sollicitanten niet uit te nodigen. Het gaat om personen met een passend profiel, een gemotiveerde brief en een prima cv.

De onderzoekers doen een aantal beleidsaanbevelingen:
– Zorgen dat werkgevers zich beter realiseren dat hun selectiegedrag niet etnisch neutraal is.
– Concrete plannen opstellen om discriminatie te bestrijden in discriminerende sectoren als detailhandel en horeca.
– Het UWB vragen om migranten actief voor te dragen.
– Afspraken maken met grote bedrijven.