Het is een controverse die al tientallen jaren oud is. Ouders uit minderheidsgroepen verwijten de Nederlandse scholen dat de capaciteiten van hun kinderen te laag worden ingeschat. Onderwijs onderzoekers hebben steeds ontkent dat dit het geval was. Eerder zou sprake zijn van een overschatting, waardoor veel allochtone leerlingen het erg moeilijk krijgen in het voortgezet onderwijs.

De afgelopen week zijn twee onderzoeksrapporten verschenen die de ouders gelijk geven. In het Integratierapport 2008 van het CBS wordt vastgesteld: Bij het vergelijken van het voorlopig advies van de leerkracht met de Cito-scores blijken niet-westerse allochtonen in het algemeen vaker dan autochtonen een advies te krijgen dat lager ligt dan hun Cito-scores. In het VMBO krijgen leerlingen uit minderheidsgroepen ook minder vaak een advies dat hoger ligt dan hun Cito-scores.
Op 10 oktober verscheen het onderzoek Amsterdamse leerlijnen in beeld van de universiteit van Amsterdam. Eén van de conclusies van dat rapport is dat Turkse en Marokkaanse leerlingen met hogere Cito-scores nog te vaak van hun basisschool een advies voor de theoretische leerweg van het vmbo meekrijgen. Als gevolg daarvan stromen allochtone jongeren twee maal zo vaak als autochtone jongeren via de lange route van VMBO en MBO naar het hoger onderwijs. Daardoor duurt hun opleiding niet zelden drie jaar langer dan nodig is.