De samenwerkingsverbanden die deel uitmaken van het Landelijk Overleg Minderheden vinden de uitspraken van minister Verdonk inzake een gedragscode die voorschrijft dat mensen op straat alleen nog maar Nederlands spreken volstrekt verwerpelijk.

Wie zich permanent in Nederland heeft gevestigd moet de Nederlandse taal machtig zijn, zodat hij met zijn medeburgers kan communiceren. Voorschrijven dat men in het openbaar geen andere taal meer mag spreken getuigd van een verregaande intolerantie.

 

De eigen taal is een o­nderdeel van de eigen cultuur en identiteit. Het uiten daarvan in het openbaar o­nmogelijk maken is een vorm van staatsdwingelandij die zelfs in de ergste dictaturen o­nbekend was.

 

De oproep van minister Verdonk ervaren wij als zeer gevaarlijk, omdat deze kwaadwillende krachten aanspoort om leden van minderheidsgroepen vanwege hun anders zijn te bedreigen. Het is immers nu reeds zo dat mensen agressief worden bejegend wanneer zij o­nder elkaar hun eigen taal spreken.

De vele talen die in Nederland worden gesproken behoren tot o­ns rijke culturele kapitaal – dat is niet iets om te verbergen, maar juist om trots op te zijn. In een open economie als de Nederlandse past respect voor anderen en dus ook anderstaligen.

 

Het is het de eerste keer dat minister Verdonk zich op gespannen voet bevindt met mensenrechtenverdragen. Artikel 27 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van de Verenigde Naties luidt: In staten waar zich etnische, godsdienstige of linguïstische minderheden bevinden, mag aan personen die tot die minderheden behoren niet het recht worden o­ntzegd, in gemeenschap met de andere leden van hun groep, hun eigen cultuur te beleven, hun eigen godsdienst te belijden en in de praktijk toe te passen, of zich van hun eigen taal te bedienen.

Een minister die er zo vaak van getuigt dat iedereen, in het bijzonder minderheden de Grondwet kent en toepast zou moeten weten dat artikel 94 van die Grondwet luidt: Binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften vinden geen toepassing, indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

De samenwerkingsverbanden hebben de minister verzocht om een spoedoverleg om over haar uitspraken van gedachte te wisselen.